La Belgique

L'identité photographique d'une ville ou d'un pays n'est jamais anodine. Si Paris, Londres, New York, la France, les États-Unis et bien d'autres bénéficient, de ce point de vue, d'un traitement privilégié, la Belgique a rarement fait l'objet de créations d'auteur, à l'exception peut-être de Bruxelles. La Belgique, l'air de rien, copieux livre imaginé par le photographe français Bernard Plossu, avec la diversité de ses images et leur cohérence stylistique, parcourt Bruxelles, Liège, Charleroi, Anvers, la mer du Nord, les régions agricoles.

Ce sont des images cinématographiques, travellings suggérés par les câbles des caténaires, les rails de tram luisants. Ce sont des compositions architecturales, involontaires (le métro de Charleroi) ou parfaitement maîtrisées (la gare des Guillemins à Liège). Ce sont des vues à travers la vitre d'un train, d'une voiture. C'est la lumière, entre chien et loup, quand l'encore pâle lueur des phares se démultiplie sur les chaussées rendues glissantes par la pluie. La Belgique de Plossu est conforme à celle des Belges : ensoleillée et pluvieuse, parfois au même moment.

Entre les lignes se dessine une histoire de la Belgique industrielle, culturelle, urbaine et sociale, économique et institutionnelle.

Les images en noir et blanc peuvent dégager de la nostalgie ; les tirages en couleurs du procédé Fresson sont plus chaleureux. Chacune raconte une bribe d'un récit qui se construit au fur et à mesure des pages, quand les vues entrent en résonance : c'est bien d'un livre qu'il s'agit, portrait d'un pays moins improbable qu'il n'y paraît.
B.M.

De fotografische identiteit van een stad of een land is nooit banaal. Terwijl Parijs, Londen, New York, Frankrijk, de Verenigde Staten en vele andere op dit vlak een voorkeursbehandeling krijgen, hebben fotografen zelden aandacht voor België, wellicht met uitzondering van Brussel. In België, alsof er niets aan de hand is geeft de Franse fotograaf Bernard Plossu met uiterst diverse, maar stilistisch coherente beeiden zijn visie op Brussel, Luik, Charleroi, Antwerpen, de Noordzee en het Belgische platteland.

Het zijn cinematografische beeiden, travellings opgeroepen door bovenleidingen of glimmende sporen van treinen en trams. Het zijn beeiden van slordige (de metro van Charleroi) of perfect beheerste (het station Luik-Guillemins) architecturale composities. Het zijn door het venster van een trein of auto geobserveerde landschappen. Het is het schemerlicht, op het moment dat het nog bleke schijnsel van koplampen op in de regen glimmende straten weerkaatst. Het België van Plossu, stemt overeen met dat van de Beigen : zonnig en regenachtig, soms de twee tegelijk.

Tussen de lijnen tekenen zich de contouren af van een geschiedenis van het industriële, culturele, stedelijke, sociale, economische en institutionele België. De beeiden in zwartwit ademen nostalgie. De Fressondrukken in kleur zijn warmer. Allemaal verteilen ze een flard van het verhaal dat zich ontrolt naarmate het boek vordert en de beeiden met elkaar in dialoog gaan. Het is wel degelijk een boek, een portret van een land dat minder vreemd is dan het lijkt.
B. M.